Posts

Posts uit 2016 tonen

De onzin van natuurkunde (een gedicht dat daar eigenlijk niet over gaat)

Ik ben verdwaald op mijn eigen rechte weg. De betekenis van alles is verdwenen. Het lijkt allemaal één grote omweg. Gebruik ik de verkeerde benen? Het lijkt allemaal zo verschrikkelijk spoorloos. Het lijkt allemaal zo ontzettend doelloos. en kansloos en nutteloos en hopeloos en eindeloos en ik ben zo ontzettend motivatieloos. Ik zie nergens de betekenis. Ik zie, ik voel, ik ben zo niets. Gevoelens lijken geschiedenis. Ik voel niet echt iets. Dat wat mij vroeger zo dreef, lijkt nu allemaal zo ontzettend schreef. Wat ik dacht dat ik wou is nu verkleurd in blauw. Ik vind mijzelf veel te vaak alleen, zonder inspiratie, zo afgezonderd van iedereen. Ik weet niet wat het is, wat ik kan veranderen. Waarom ben ik niet zo blij, als alle anderen? Waarom luistert mijn eigen brein niet naar mij? Wanneer is het nu eindelijk allemaal voorbij? Wanneer is de normale weg weer een stukje dichterbij? Babette

De klok tikt verder

Wat nu? Niemand zei de woorden hardop, maar iedereen dacht ze. Ik keek de groep rond. Elk gezicht anders, maar één ding deelden ze allemaal: de intense vermoeidheid. Vermoeid door hun eigen geest. Iedereen zweeg en het was muisstil. Je hoorde alleen maar de klok verder tikken, een geluid dat me ontzettend nerveus maakte. Hoe lang moesten we hier nog zitten? Ik wierp een blik op de klok. 14h33. Nog 27 minuten en 43, 42,41... seconden. In mijn hoofd telde ik verder. Ik moest ook niet op de klok kijken, daarvan werd mijn hoofd te vol. Vol met getallen. Nog 26 minuten en 53 seconden. Geen begeleider was te zien. Waar was de begeleider? Mijn handen waren klam, mijn lichaam werd koud, mijn adem werd sneller. 23,22,21,20. In mijn hoofd was geen ruimte voor getallen. Ze moesten weg, weg, weg. Waar was de begeleider? Ik keek om me heen. Nog 25 minuten en 15 seconden. De begeleider was er nog steeds  niet. De gezichten om me heen scheen dit niet veel uit te maken. Paniek, zoveel paniek. Mijn...

Een machine

Ik ben een machine voorgeprogrammeerd, geen perceptie van tijd. Geen mening, alleen maar feit. Sputterend als daar te weinig van is. Mat, van gevoelens geen gemis?

Mat

Een glimlach is wat men verwacht Verdriet is toch een schreeuw om aandacht Men wil dat je lacht. Onwetend, de lach is immers een vacht warm, zacht, vertrouwd. maar onder de vacht is het donker, leeg en koud. Mat, dat is het beste woord dat wat vreugde keer op keer vermoord.

Ruben

Mijn adem stokt, angst kruipt over me heen. Ik voel mijn hart tegen mijn borstkas rammen. Waar komt Ruben opeens vandaan? Na een jaar stilte. Wat doet hij hier, heeft hij me gezien? Waar is Wouter? Een misselijk gevoel krijg ik bij het idee om met Ruben te praten. Ik moet Wouter vinden en waarschuwen. In volledige paniek ren ik weg van Ruben, bots tegen Wouter aan. Hijgend kijk ik hem aan. In zijn ogen staat verwarring in de mijne angst. "Wat is er?" "Ruben." "We moeten hier weg." "Wacht. Kunnen we niet met hem praten?" Wouter kijkt me ongelovig aan en ik kan niet geloven wat ik net gezegd heb. Ik weet dat ik met Ruben wil praten, uitleg wil, maar bij de gedachte oog in oog met Ruben te staan verkrampt mijn buik. "Ben je gek geworden, hij is een moordenaar." "nee, ik heb uitleg nodig Wout. Ga maar alvast." "Wil je dat echt?" "Ja", mijn stem trilt, maar ik ben vastberaden. Snel verstop ik mijn trillende hand...

schizophrenia

"Niemand weet, niemand ziet. Niemand luistert", mompelde ik. "Wat zeg je Bouke?" "Niets laat maar." Lavendel glimlachte naar me. Die stralende glimlach. Daarmee kon ze mensen beter maken, mij beter maken. Langzaam, speels, liep ze naar me toe. "Je bent al de hele dag aan het mompelen. Is er iets Bouk?" Ze greep mijn heupen vast en trok me naar haar toe. Haar geur, ze had net haar haren gewassen, de frisse geur verbreidde zich in mijn neus. Ik sloot mijn ogen. Alleen maar haar geur, zo dicht bij me. "Er is niets, ik ben een beetje moe." "Lag mijn bed niet lekker?" Ze glimlachte ondeugend naar me. "Nee hoor, ik heb gewoon veel aan mijn hoofd." Ik sloot mijn handen om Lavendels heupen. "Wat dan?" "Niets, laat maar." "Bouke. Praat met me." Alleen haar geur wilde ik. Ze keek omhoog, haar bruine ogen keken me aan. Ik keek langzaam op naar haar. Opeens stond daar Emily, mijn kleine zusje, wat d...

Hallo, ik ben lelijk

Hallo. Ik ben lelijk. Ik heb geen dunne benen, grote borsten, dunne buik. Ik heb geen kleine schouders, ik ben niet dun gebouwd. Ik heb wat pukkels, verspreid over mijn gezicht. Heb zeker geen grote ogen, groot voorhoofd, maar wel een groot gewicht. Ik heb spieren verspreid over mijn lichaam. Ik heb een 'mannelijke bouw', en ik kan tegen een stoot. Ik ben sterker dan veel jongens, val niet om als mensen mij slaan. Ben niet zo een tenger meisje, ben niet zo heel graag bloot. Voor jongens val ik op meisjes, ben 'die lesbische chick'. Ik weet niet wat mijn lichaam daar precies mee te maken heeft. Sorry! Mijn fout. Hetero meisjes dragen natuurlijk lipstick. Mijn persoonlijkheid is aanwezig, ben iemand die voor mijzelf leeft. Toch ben ik groot en ook heel erg klein. Jongens zijn niet geïnteresseerd, mijn lichaam is niet fijn. Ik ben verre van dik , sterker nog, ik ben gespierd. Maar gespierd is niet aantrekkelijk, is niet dat wat pleziert. Want ik moet st...

Insomnia

Gisteravond was de derde avond in een tijdspan van twee weken dat ik tot vijf uur niet kon slapen. Hier is een stuk dat ik gisteren schreef, uit pure wanhoop om in slaap te vallen: Met stijf dichtgeknepen ogen probeer ik weg te zakken naar dromenland. Tussen al het comfortabele dons probeer ik eindelijk die wereld in te stappen. Uren verstrijken in complete duisternis en complete stilte. Daarbij ontstaat dan langzaam, complete paniek. Ik moet slapen, de wekker gaat morgen om acht. Niet nadenken over angsten, toekomst en liefde. Helemaal niet nadenken. Alleen maar dieper wegzakken tussen de zachte kussen. Mijn mond gaat open. Ik gaap. Zie je wel, ik bén moe! Laat me alsjeblieft slapen. Ik wil morgen geen wrak zijn Tot bijna vijfhonderd geteld en nog steeds lig ik hier. Totale stilte. Totale duisternis. Totale paniek. Mijn ogen branden, willen gesloten worden. Maar wat ik ook probeer, dromenland bereik ik niet. De tweede keer deze week alweer. Wordt dit nu iets we...

De doodongelukkige man

Het is negen uur, na een vermoeiende autorit in het donker komt hij thuis. Hij opent de deur en wordt verwelkomt door complete duisternis. Er is niemand thuis, niet anders dan verwacht. Zijn hand glijd over zijn gezicht, hij moet zich weer scheren. Zijn baard is alweer twee dagen oud, maar hij kan zichzelf er niet toe brengen deze af te scheren. Te veel werk, te vermoeiend, te weinig tijd. Als hij het licht heeft aangeknipt loopt hij de keuken in. Zijn maag gromt. Het was laat geworden op kantoor, er was zoveel te doen. Als een goedlopende machine loopt hij naar zijn vriezer, haalt er een pizza uit en doet hem in de magnetron. Snel en makkelijk. Een zucht verlaat zijn lichaam als hij naar zijn buikje kijkt. Dat maakt hem ook niet zo veel uit. Hij doet het toch voor niemand, er was niemand die het wat uitmaakte hoe hij eruit zag. De zoemende magnetron is het enige wat geluid maakt in het grote kille appartement. Weer wordt de ijskast opengetrokken, de grote harige hand van de man grijpt...

Wat is de vraag?

Wat is de vraag? Vragen stel ik mijzelf elke dag en ik probeer de antwoorden te vinden doordat ik om me heen kijk en luister. Op de vragen die ik stel krijg ik niet heel veel antwoorden. Dat is frustrerend, zeker als je jezelf deze vragen de hele tijd stelt.  'Wat gebeurd er na de dood?' 'Waarom zijn we hier?' Twee voorbeelden van de vragen waar ik zo graag antwoord op wil. Dolen we allemaal wat rond? Ik ben vaak bang dat het helemaal geen zin heeft. Dat er niets is. Ik leef heel erg in de toekomst. Denk altijd na over later, fantaseer over mijn studie, baan, man, kinderen, hond, noem maar op. Dat zit in mijn karakter, dat betekent niet dat het goed is. Mijn moeder is overleden toen ik negen was en ik merk daar nu meer van dan toen, nu komen er die vragen die ik haar wil stellen, nu merk ik hoeveel ik mis of gemist heb. En ik wil erin geloven dat ik haar weer zie. Ik heb bijna het gevoel dat het zo moet zijn, ze heeft me nog zoveel te vertellen, maar ik ben bang dat er ...

De glinsterende zee

Ik keek in zijn ogen, waarin de zee glinsterde. Hij keek treurig naar de horizon. "Wat is er?" Ik verstoorde zijn gedachten. Afwezig zei hij:" Ik...niks." Hij keek naar de schelpen op het strand. Toen pakte ik mijn handdoek en legde hem op mijn plekje, sprong vervolgens de zee in. Ik voelde het genot van de koude waterdruppels op mijn arm. Marc keek nog steeds afwezig naar de schelpen. Ik vroeg me af wat er zich in zijn hoofd afspeelde. Waar zou hij aan denken? Waarom was hij zo treurig? Zou hij ook aan Pien en haar vriendinnen denken? Of aan de voetbalwedstrijd van gisteren? Zou hij aan mij denken? Ik kreeg een warm stroperig gevoel bij die gedachte. Toen dook  ik naar beneden en voelde het zout in mijn ogen prikken. Langzaam trappelde ik weer omhoog en zag dat Marc eraan kwam. Hij dook in de zee en zijn bruin-blonde haren werden nat. Nu liep ik over het zand en voelde de zachtheid van het zand tussen mijn tenen. Ik pakte mijn handdoek en veegde het eraf. Het schuu...

Ik val

1 2 3 en ik val. Mijn hoof knalt op de grond en ik voel bloed gutsen. Alles is langzaam en mijn hoofd tolt. Zometeen wordt alles zwart. Ik weet dat het gaat gebeuren en ik probeer me te concentreren op het bloed wat uit mijn hoofd stroomt. Hoe kan ik het stoppen? Walters ogen kijken in de mijne, hij is wazig en ik kan me niet concentreren. Voor me voeten die heen en weer rennen, één chaotisch geruis en dan een piep. Is er een piep, of is het mijn hoofd? En dan alles zwart en ik kan alleen maar denken is dit het einde? Ik word wakker. Wit licht, verblind word ik. Alles is nog steeds wazig en ik probeer me te concentreren om een helder beeld te krijgen, het lukt niet. Dan pas merk ik de bonkende hoofdpijn. Ik was gevallen en daarna was het zwart. Ik moet Walter vinden, maar waar ben ik überhaupt?

Mei.

De frustratie die ik opschreef over mei, en elke zomer en lente maand in het algemeen. Het is mei, vogels zingen (blij), de zon schijnt (niet echt). Het is mei, zorgeloze, fijne mei. Lente is gekomen, als is er nog maar weinig van te zien. Sneeuw zal niet meer komen, het onzekere april is voorbij. Mei. Bloemen duiken overal op en die dikke winterjassen zijn opgeborgen in de kelder. De mutsen, sjaals en handschoenen zijn ook weggestopt. Overal zijn de witte winterhuidjes weer te zien. De straten zijn weer vol en het lijkt wel of iedereen veel minder haast heeft. Even op een terrasje zitten is geen tijdverspilling aangezien het zonnetje schijnt. Niemand wil meer snel naar huis omdat het zo koud is, want dat is het niet meer. Opeens is het weer chaos op de straat. De kalme, rustige winterstilte is verdwenen. De wereld ligt niet meer in een winterslaap. Het vuil moet het huis uit en buiten is het druk. De vakanties geboekt in de winter komen een stukje dichterbij. Iedereen praat er opgew...

Geen fictie, maar een plotselinge gedachte in de trein

Het giet met bakken uit de hemel. De regen begon met een rustig miezeren en begon vervolgens keihard te gieten. De straten zijn leeg, op een paar rennende mensen na. Ik zit hier te wachten op mijn trein, die zo komt. De bomen waaien wild heen en weer, de lucht is grauw. De regen maakt mijn hoofd leeg, de koude wind zorgt voor verfrissing. Ik geniet van dit woeste weer, in tegenstelling tot de rest van de wereld. De trein komt piepend aan, zit vol met kleine regendruppels die langzaam langs het raam naar beneden glijden. Ik stap in de trein die vrij vol is. Langzaam zoek ik een plek naast het raam en ga zitten. Om me heen zie ik andere treinen rijden. We komen in beweging. Mijn been deinst rustig heen en weer. Ik kijk naar de druppels die langzaam het raam afdruppen. Het is warm en droog in de trein. Ik snak naar de koude regendruppels op mijn huid. Het is me veel te warm in deze trein. Hoewel mijn blik nog strak gericht op het buitenlandschap staat, dwalen mijn gedachten af. Ik vraag m...

Alsjeblieft Roos

Mijn haar viel voor de zoveelste keer voor mijn ogen. Driftig pakte ik het bruine plukje haar en deed het achter mijn oor. Vooral woede voelde ik, het verdriet zou later komen. Hidde was vreemdgegaan. Door die actie vond ik hem walgelijk, alles aan hem. Hoe had ik hem ooit leuk gevonden? Mijn telefoon ging, Hidde. "Wat wil je?" "Laat het me uitleggen, alsjeblieft Roos.""Wat precies valt er uit te leggen?" "Ik was dronken, Lea vind me leuk en jij was al vier weken weg, in America. Ik had behoeftes, maar ik hou alleen maar van jou Roos. Het spijt me." "Wat ben jij een eikel zeg, je het Lea gebruikt en mij pijn gedaan omdat je behoeftes hebt, en dat terwijl ik mijn droom om een roadtrip door Amerika te doen in vervulling laat gaan. Na al die jaren dromen en sparen. Je excuus is dat je behoeftes hebt? Alsjeblieft, wat ben jij een slappe lul." "Ik weet het Roos, maar ik ben niet veranderd, je hield van me toen, hoezo gaat dat nu niet?...

Een traan rolt over je wang

Ik weet niet wat ik moet zeggen dus houd ik me mond maar in de hoop dat jij praat. Maar ook jij zwijgt. Een traan rolt over je wang. Ik negeer hem. Ik begin te praten. En ik vraag hoe het ging, wat er was. En jij praat over hoe onverwachts het kwam. Ik wil je helpen, maar weet niet hoe. Je leek zo vrolijk maar nu ik hier met jouw zit is dat helemaal niet meer zo. De klap komt voor jou terug. Vindt je het fijn dat ik met je praat? Ik durf het niet te vragen, te bang om je te kwetsen. Je verteld over wat er gebeurt is. En ik sla een arm.om je heen. Ik weet niet waarom, maar het lijkt het goede om te doen. Eigenlijk kende ik je niet zo heel goed, en dat je met mij wilde praten verbaasde me erg. Ik hoop dat ik je help. Ik begin te trillen, waarom weet ik niet, je lijkt bijna rustiger dan ik maar ik weet dat dat niet zo is. Je wil schreeuwen. Maar je bent rustig. Je vraagt me hoe het verder moet en ik praat. En praat, en praat. Er komt iemand naar ons toe en ze bedoelt het niet fout maar ze...

Gedichtje

Je bent ineens zo vlug weggegaan Dat heeft me zoveel pijn gedaan Voor de zekerheid knijp ik mezelf even Dit is echt, het echte leven.

Nu je weg bent, voelt alles zo anders

Je kijkt me aan en ik probeer je blik wel te ontwijken, maar het lukt niet. Je houdt me vast met je donkere kraalogen. Ik weet dat het voorbij is. Nu ik je zo aankijk lijk je zo vertrouwd, dat ben je ook. Je draait je om en het is voorbij, voorgoed. Nu je weg bent voel ik je leegte pas. Het voelt raar je niet meer aan mijn zijde te hebben. Ik ben niet meer van jou, jij niet meer van mij. Je bent dit allang niet meer. Ik ontweek de pijn, ik weigerde mijn ogen open te doen. Ik was te lang blind. Heb het te lang laten gaan. Nu is alles voorbij. 'Wij| bestaat niet meer. Het is jij en ik apart. We zullen elkaar niet veel meer tien, vrienden zijn we ook niet meer. Het voelt ongemakkelijk om in de buurt te zijn van jou, terwijl het vroeger zo fijn voelde. Alles wat we nog gemeen hebben zijn de vele momenten samen. En nu ik alleen in de lege ruimte sta, begint het pijn te doen in mijn hoofd, tot in de diepste kern van mijn gewrichten. Ik voel me oud zonder je, vooral omdat ik weet dat je n...

Eef, het is zo lang geleden

Starend, recht vooruit staat mijn blik. Strak gericht op de jongen voor me. Recht in zijn blauwe ogen, probeer hem te doorgronden.. Proberen te begrijpen wie en waarom hij voor me staat. Bram. "Bram." "Eef." Zijn stem klinkt hetzelfde. Diep, mooi. Ik wil hem knuffelen, vasthouden. Zijn ogen houden me rustig, dat deden ze altijd al. Zijn stem zorgde altijd dat ik in een andere wereld kwam, Brams wereld. Hoe kan ik dichterbij hem komen? Hem aanraken? Wat moet ik zeggen? Mijn ogen glijden naar zijn gezicht, zijn lippen. Zijn huid is robuust, mannelijk. Zijn schouders breed, breder dan vroeger. Hij is Bram, dat kan je herkennen aan zijn lichaam, manier van staan, dat is niet veranderd. Vaag hoor ik de woorden en het duurt even voordat ik de woorden kan plaatsen. "Eef, het is zo lang geleden." Haar blauwe ogen kijken in de mijne, ik zie veel emoties in haar starende blik. Het is stil, maar ze staat er en het voelt net zoals de eerste keer dat ik haar zie. Het...

Zwart

Ik val op de grond. Mijn hoofd knalt tegen het asfalt , veert weer terug waardoor het weer op de grond klettert. Het  wordt zwart voor mijn ogen, dat blijft het een paar minuten. Het is stil om me heen, ik zie niets, hoor alleen mijn eigen gedachten. Alles op een rij, ik ben net gevallen en nu zie ik niets meer. Lig ik te slapen, ben ik blind geworden? Waarom voel ik geen pijn? Het moet toch pijn hebben gedaan, ik ben hard gevallen. Waarom is het zo stil? Donkere leegte omsluit me. Mijn gedachten ratelen door met alle vragen. En op dat moment, licht. Een grote lichtwolk, wat is dit? Boven me geroezemoes. Lichten komen in mijn blikveld, ik hoor mezelf wat brabbelen, ik weet niet eens wat ik wil zeggen. "Leen!" "Is ze wakker?" "Ze probeert iets te zeggen." Een hand ligt op mijn gezicht. " Zeg het maar Leen." Ik wil niets zeggen. Langzaam open ik mijn ogen. "Hey Leen, welkom terug". Bram kijkt me aan. "Bram", ik hoop dat ik ...

Lieve Mama

Lieve mama, Het is bijna zeven jaar geleden en dit is de eerste keer dat ik je zo aanspreek. Er is heel wat gebeurd in de tussentijd, maar ik vind het moeilijk om te beginnen, aangezien het allemaal zo veel is. Ik ben groot nu, enigszins dan. Volgens mij heb ik jouw lengte, sorry voor het dragen van je kleren trouwens. Ik hoop dat je dat goed vindt. Toen je net overleden was, het klinkt zo ontzettend akelig, toen lukte het vrij snel me erover heen te zetten. Ik was negen en met heel andere dingen bezig, maar nu merk ik pas hoeveel ik mis. Jij zal er nooit zijn om mij uit te leggen wat je voelt of denkt. Je zal er nooit zijn om me te helpen mezelf wat beter te begrijpen. Ik heb het gevoel dat wij op elkaar lijken, dat is wat ik afleid van je dagboeken, maar je zou het nooit kunnen bevestigen. Nog nooit heb ik een serieuze conversatie met je gevoerd en dat is natuurlijk normaal dat je dat met negen niet doet, maar nu ik er behoefte aan heb, voelt het zo leeg. Mama, je schreef zo moo...

gedichtjes

KAPOT GEVALLEN Als plotseling alles in een dondert En ik me afvraag hoe het vroeger ook alweer ging Je lijkt ineens zo afgezonderd Het is niet meer zoals vroeger, toen je me nog opving Ik ben gevallen van wolk zeven, wat heeft het nu nog voor zin? VERLOREN LIEFDE De laatste druppel valt in mijn wijnglas Ik vraag me af wanneer jij de laatste keer iets in mijn ogen las De schreeuw van gisteren die galmt in mijn oren Sinds wanneer hebben wij onze liefde verloren?

Mijn hoofd boven houden

De laatste adem die je in je hebt blaas je uit. Het klinkt als een soort verlossing. Het is voorbij. Na al die tijd. En dan ben je weg, op een andere plek. En wij. Die met brokken in onze kelen staan en allemaal hetzelfde denken:" Ik zal je nooit meer zien." En wij allemaal voelen hoe je niet meer leeft. Je lichaam trekt wit weg. Maar het is niet meer jij. Het is zelfs eng, hoe je er nu zo futloos bij ligt. Of je lichaam. En wij moeten ons aan een leven zonder jou aanpassen. Jou herinneringen blijven. Jouw geur blijft, maar na een tijdje zal ook die vervagen. En na een tijdje zullen we allemaal je stem niet goed meer kunnen herinneren en hoe je was, je gedrag, uiterlijk, je lach. Niets, langzaam maar zeker ontglipt het je één voor één. Al koester je het zo erg. Het zal vervagen. Maar nu zitten alle herinneringen nog fris in ons geheugen. Omdat ze net een herinnering geworden zijn. Nu denken we allemaal nog aan je lach en je stem die zo helder in ons geheugen gebrand zit. We k...