De doodongelukkige man
Het is negen uur, na een vermoeiende autorit in het donker komt hij thuis. Hij opent de deur en wordt verwelkomt door complete duisternis. Er is niemand thuis, niet anders dan verwacht. Zijn hand glijd over zijn gezicht, hij moet zich weer scheren. Zijn baard is alweer twee dagen oud, maar hij kan zichzelf er niet toe brengen deze af te scheren. Te veel werk, te vermoeiend, te weinig tijd. Als hij het licht heeft aangeknipt loopt hij de keuken in. Zijn maag gromt. Het was laat geworden op kantoor, er was zoveel te doen. Als een goedlopende machine loopt hij naar zijn vriezer, haalt er een pizza uit en doet hem in de magnetron. Snel en makkelijk. Een zucht verlaat zijn lichaam als hij naar zijn buikje kijkt. Dat maakt hem ook niet zo veel uit. Hij doet het toch voor niemand, er was niemand die het wat uitmaakte hoe hij eruit zag. De zoemende magnetron is het enige wat geluid maakt in het grote kille appartement. Weer wordt de ijskast opengetrokken, de grote harige hand van de man grijpt naar een blikje bier. Hij drinkt hem in één teug leeg. Een boer en dan opnieuw een zucht. Langzaam en weer met heel veel automatisme pakt hij de afstandsbediening en zapt wat door de kanalen. Hij blijft op een kanaal hangen waar het nieuws wordt uitgezonden. "In een Istanbul is een aanslag gepleegd, 56 doden." "De oorlog in Syrie loopt steeds meer uit de hand." "AZ heeft een voetbalwedstrijd gewonnen, live interview met..." Zuchtend zet de mand de televisie weer uit. Het is weer stil in de kamer. De magnetron piept dwingend. Hij doet de klep open en pakt de pizza. Terwijl hij de pizza even laat afkoelen schenkt hij een glas wijn in. Drinkt deze in een keer op en schenkt nog een in. Vervolgens laat hij zich met een bord op zijn schoot op zijn bank zakken en staart naar het zwarte televisie scherm. Hij ziet zichzelf zitten. Een man met zwart haar dat grijs begint te worden. relatief dunne schouders gehuld in een blauw overhemd. De televisie staat te ver weg om zijn gezicht goed te zien, maar hij weet hoe dat eruitziet. Diep ingesneden wallen. Wangen die naar beneden hangen waardoor hij een verdrietige uitstraling krijgt. Zijn mondhoeken naar beneden. En dus die stoppelbaard. Hij drinkt nog een grote slok van zijn wijn, proeft niet of het goed smaakt of niet, voelt alleen de alcohol in zijn keel branden. Hij neemt haastig een hap van zijn pizza, niet omdat hij haast heeft, maar omdat hij honger heeft. Er zit niet iemand op hem te wachten. Dat zit nooit iemand. Over de jaren heeft een beetje een bochel gekregen. Hij is te lui om met een rechte rug te lopen.
Hij eet snel zijn pizza op, staat op en zet het bord in de gootsteen. Drinkt zijn wijn op en schenkt nog een glas in. Hij pakt zijn telefoon, het witte licht reflecteert op zijn gezicht. Hij opent facebook en ziet een #TBT van een oude vriend van de universiteit. De foto was op een feestje gemaakt. De man staart lang naar de foto voordat hij zichzelf herkent. Een vrolijke jongen, die altijd in is voor een lolletje. Op de foto vrij dronken. Zijn ogen zijn levendig. Hij doet zijn telefoon uit en staart naar zichzelf in het donkere scherm. Geen levendige ogen kijken terug. De jongen die altijd in was voor een lolletje is verdwenen. Nog een grote teug wijn slikt hij door. Hij kijkt naar een doodongelukkige man en hoe langer hij ernaar kijkt. Hoe minder hij beseft dat hij naar zichzelf kijkt.
Reacties
Een reactie posten