Mijn ogen gleden over zijn gezicht, zoals ze dat zo vaak deden de laatste tijd. Het leek alsof wij elkaar niet konden ontwijken. Minstens één keer per dag keek ik in zijn ogen, zijn grote blauwe ogen. Minstens één keer per dag dansten zijn blonde krullen in mijn blikveld. Niet dat ik het wilde, ik wilde je ontwijken, zo veel mogelijk. We zeiden niets meer tegen elkaar, niet meer. We keken elkaar alleen maar aan, zonder iets te zeggen, wat alles nog veel ongemakkelijker maakte. Nu weer, ik keek hem aan alleen maar aan, stilte. Niemand durfde, denk ik, iets te zeggen. We dachten beide aan vier weken geleden, hoe dicht wij toen bij elkaar zaten. Niet dat wij er iets van konden herinneren, maar we wisten dat er wat het gebeurd was, dat wij niet alles meer wisten, maakte het misschien nog veel erger. Uiteindelijk sloeg het nergens op, we waren beide oud genoeg om weer normaal met elkaar om te gaan, maar dat ging ik hem ook niet zeggen. We zeiden nog niets tegen elkaar, nog even niet. Voor n...