Hoe?
De koele wind is verfrissend, verhelderend. Het is precies
de wind die ik nu nodig heb. Ik moet helder nadenken, proberen niet te denken
aan de afgelopen uren. Alleen maar aan de wind die de uren tot verleden tijd
maakt. Ik weet dat de gebeurtenissen in die uren, herinneringen worden en ik
weet dat ik ze niet kan vergeten, maar voor nu wil ik mijn best doen om ze te
vergeten. Mijn oogleden sluiten zich langzaam en ik merk hoe zwaar ze zijn. Ik
ben kapot, gesloopt en ik wil alleen maar slapen. Naar huis kan ik nu niet,
niet na alles wat er gebeurd is. Ik doe mijn best om niet te huilen, maar het
is moeilijk. Het brok in mijn keel wint het van mijn standvastigheid mijn
tranen tegen te houden en langzaam druppen de waterige zoutbolletjes over mijn
wangen. Ik veeg ze niet eens weg, daar heb ik de kracht niet meer voor. De
beelden flitsen weer voor mijn ogen. Ik hoor de sirenes nog steeds in mijn oren
suizen. Mijn stem die mijn broers naam gilt. Het blauwe licht dat mij verblind,
de zwarte vlekken die ik daardoor zag terwijl ik met mijn broer sprak. De
tranen, het schreeuwen en vooral mijn broers blik. Zijn blik van schuld het
moment dat hij de politiewagen in geduwd wordt. Ik kan niet geloven dat mijn
broer, mijn kleine broer dit heeft gedaan. Hij lijkt zo onschuldig en zo
ontzettend vriendelijk. Hij is altijd degene die voor iedereen klaar staat,
alleen psychopaat doet zoiets, toch? Mijn broertje is geen psychopaat, hij kan
dit niet gedaan hebben, ze moeten een fout gemaakt hebben. Dit kan niet waar
zijn. Dan komt zijn blik weer naar boven en ik voel hoe schuldig hij zich
voelt. De manier hoe hij naar mij knikte het moment dat hij de wagen in werd
geduwd zegt genoeg. Hij heeft het gedaan, iedereen weet het. Er is genoeg
bewijs. Mijn ouders zijn verward en verdrietig. Ze kunnen niet vatten, net als
ik, dat hij het gedaan heeft. Dat hij het écht gedaan heeft. Dit zijn de
thrillers die je leest en de series die je kijkt, dit zijn niet de dingen die
je kleine broertje doet. Ik dacht dat ik hem ken, maar blijkbaar ken je een
persoon nooit echt. Blijkbaar weet je zelfs niet eens wie je kleine broertje is
en wat hij in zijn vrije tijd doet. Het brok in mijn keel is nog steeds niet
weg. Slikken doet pijn, praten doet pijn, bestaan doet pijn. De zus van hem
zijn doet pijn. Hij heeft dezelfde opvoeding gehad, hoe kan hij zo zijn en ik
zo normaal? Waar is het mis gegaan? Ik huil zachtjes, ik weet niet wat ik
anders moet doen. Met hem praten kan niet, hem zien kan niet, hem helpen kan
niet en ik weet niet eens hoe graag ik dat ook echt wil. Hoe kan een persoon
zoiets doen? Hoe kan mijn broertje zoiets doen? Deze gebeurtenissen worden
nooit herinneringen. Mijn broertje zit de rest van zijn leven in een klein
hokje en ik word daar elke dag aan herinnert en daarom kan dit nooit een
herinnering worden. Dit is mijn leven en een leven is geen herinnering. Mijn
broertje is geen herinnering en dat wat hij heeft gedaan is gebeurt. Ik wil
schreeuwen, maar ik krijg geen geluid uit mijn keel. Hoe? Hoe? Hoe?
Reacties
Een reactie posten