Naar de directeur
Met mijn ondeugende blik zie ik het laatste stukje geduld uit de leraar verdwijnen. Hij loopt rood aan. En begint tegen me te schreeuwen. Ik moet lachen. Nog steeds ondeugend. De leraar buigt zich naar voren. Hij buigt zich naar me toe. Mijn lippen krullen weer omhoog en ik glimlach. De leraar houd zich in mij niet te slaan. Net goed. De andere leerlingen kijken vol verbazing naar mij. Behalve een paar. Die glimlachen ook. Ik wissel even mijn blik met ze uit. De leraar draait zich om. Telt tot drie en wend zich dan weer naar mij. Hij buldert:" Nu ga je naar de directeur." Zijn stem galmt na. Ik pak mijn tas en sta nonchalant op. De deur wordt achter me dicht geknald en ik hoor op de gang een heerlijke stilte. Ik wil al naar de directeur lopen. Ik bedenk me. Ik kan net zo goed even de frisse lucht van buiten genieten. Ik loop naar buiten. Daar staat hij. Te roken. Ik kan hem niet onder ogen komen. Het is al te laat. Hij heeft me al gezien. Ik draai me weer om maar hij roept me naam. Ík wil hem negeren maar hij rent naar me toe. Hij staat daar. Stoned. Ik wil weglopen, maar hij pakt me arm. Hij heeft tranen in zijn ogen. Hij zegt:" Geef me nog een kans." Ik draai op mijn veel te hoge zwarte hak. Hij ziet er best schattig uit. Ik draai me om en loop weg. Hij gilt:" Waarom niet?" Ik draai me om en gil:" Omdat je stoned bent." Hij trapt tegen de prullenbak. Ik loop de school weer in. In een langzaam tempo loop ik naar de directeur. Ik klop aan. Zeg wat ik moet zeggen en luister naar een preek. Ik accepteer het. Zeg dat ik het niet nog een keer doe en mag weer gaan. Ik loop de gang door. Het enige geluid wat ik hoor is het geluid van mijn klikkende hakken. Ik duw de deur open van mijn klaslokaal en plof op mijn stoel. De leraar kijkt me beduusd aan. Ik strijk door mijn haar en bekijk mezelf. Een zwarte matte dunne spijkerbroek met zwarte pumps. En met een zwart leren jack. Met een zwart hemd. Ik luister naar wat de leraar te vertellen heeft.
De bel gaat. Ik loop extra langzaam. Ik wil hem niet nog een keer tegen komen. Hij staat te wachten. Ik loop langs hem alsof hij lucht is. Maar hij pakte me bij mijn arm en sleurt me naar een hoekje. Hij zegt:" Ik stop. Ik stop met alles. Met drinken met roken met spijbelen met alles." Ik kijk hem in zijn ogen. Hij meent het. Ik zeg:" Fijn voor je." Ik wil weglopen maar hij gaat voor me staan. Hij geeft me een knuffel. Ik wil me los rukken. Hij heeft me heel strak vast. Hij stinkt. Hij stinkt naar bier. En naar rook. Ik wil hem een trap geven maar ik krijg tranen in mijn ogen. Door alle geuren die ik de afgelopen drie maanden alleen maar heb geroken.
Reacties
Een reactie posten