De doodongelukkige man
Het is negen uur, na een vermoeiende autorit in het donker komt hij thuis. Hij opent de deur en wordt verwelkomt door complete duisternis. Er is niemand thuis, niet anders dan verwacht. Zijn hand glijd over zijn gezicht, hij moet zich weer scheren. Zijn baard is alweer twee dagen oud, maar hij kan zichzelf er niet toe brengen deze af te scheren. Te veel werk, te vermoeiend, te weinig tijd. Als hij het licht heeft aangeknipt loopt hij de keuken in. Zijn maag gromt. Het was laat geworden op kantoor, er was zoveel te doen. Als een goedlopende machine loopt hij naar zijn vriezer, haalt er een pizza uit en doet hem in de magnetron. Snel en makkelijk. Een zucht verlaat zijn lichaam als hij naar zijn buikje kijkt. Dat maakt hem ook niet zo veel uit. Hij doet het toch voor niemand, er was niemand die het wat uitmaakte hoe hij eruit zag. De zoemende magnetron is het enige wat geluid maakt in het grote kille appartement. Weer wordt de ijskast opengetrokken, de grote harige hand van de man grijpt...